De aard van het beestje…
De huismus komt zowel in steden als in een landelijke omgeving voor. Als cultuurvolgers vertoeven ze graag in de buurt van mensen en nestelen ze liever onder dakpannen, in nissen of holtes in muren dan in bomen en struiken. Mussenhotelelletjes kunnen ook helpen. Toch zijn struiken, bomen en andere groene elementen in het landschap essentieel voor huismussen, als schuilplaatsen, voedselbronnen en nestgelegenheden.
Huismussen zijn honkvast en een kolonie kan generaties op dezelfde geschikte locatie verblijven. Door hun prettig getsjilp blijven de kleine groepjes bij elkaar. Kolonies van minder dan 5 mussen (meestal 1 tsjilpend mannetje) zijn gedoemd om te verdwijnen.
De mannetjes herken je aan de grijze pet, kastanjebruine zijden en een zwarte bef. De egaler gekleurde vrouwtjes verkiezen een grotere bef; deze mannetjes hebben meestal de beste nestplaats. Een mussenhuwelijk is voor het leven, slechts wanneer één van beide partners sterft wordt er een andere partner gezocht.
Wat schaft de pot?
Hoofdzakelijk granen en zaden. De jongen worden in het nest uitsluitend met insecten (vliegen, muggen, larven, bladluizen…) gevoed. Deze bevatten een hoog gehalte eiwitten die jonge huismussen nodig hebben om op te groeien. Je vindt ze zowel bij uitgebloeide planten, paardenvijgen, als kippenvoer…
Opportunist of langetermijnverliezer?
Ze passen zich snel aan en halen het beste uit hun situatie. Ze kunnen goed samenleven met de mens, bouwen hun nesten het liefst onder daken en vertoeven graag rond voederplaatsen van kippen. Toch ondervindt de huismus een drastische achteruitgang. Tuinen op het platteland scoren wel beter dan stadstuinen.
Steden té clean
Daken en muren worden te goed geïsoleerd: geen nestopeningen meer. Inheemse (on)kruiden en bloemen worden uit de tuinen geweerd en het gras wordt gemillimeterd afgereden. Ruige of verwilderde hoekjes verdwijnen in de steden. Kale pleinen, opgekuiste gevels en ‘steriele’ parken komen in de plaats. De grote afstand tussen verschillende groene elementen zijn voor mussen onoverbrugbaar.
Boerderijmussen
De landbouwcultuur is de afgelopen jaren sterk veranderd. Vroeger was de huismus niet weg te denken van een boerderij of koeienstal. Hier was voldoende nestgelegenheid, dierlijk voedsel voor de jongen én graan, alles waar huismussen verzot op zijn. Nu worden graanakkers veelal vervangen door maïs, wordt er efficiënter geoogst (geen graanresten) en verdwijnen groene elementen.
9 mussenweetjes
- In de prehistorie was de huismus opvallend zeldzaam in Europa. Het vroegste bewijs voor Noord-Europa is een beendervondst in Zweden (late Bronstijd 1.200 - 800 VC). Mogelijk hangt de opkomst van de huismus samen met de domesticatie van het paard.
- De Antwerpse schilder Frans Snyders schildert in de eerste helft van de 17de eeuw slechts één keer duidelijk een mannetjeshuismus af.
- De huismus komt ook aan bod in de literatuur. Vondel en Hooft schreven gedichtjes over de tamme mus van Suzanne Bartelotti. Het diertje was afgericht om Suzanne te assisteren bij haar borduurwerk. Het hanteerde ‘overkunstigh met zijn snavel Suzannes naald en trock gauw de draatjes door’. De vrijpostigheden die Suzannes mus zich veroorloofde, prikkelde de fantasie van de heren. Het vogeltje was erg ondernemend, pikte in de haren van het meisje en streek neer op ’’t hagelwit van haar borsjes alle beide’.
- Enkele dialectnamen voor de huismus zijn boerenmus, pannenklutser, papmus en straatloper.
- De eerste Nederlandse vogelnaam die in een schriftelijke bron voorkomt is mus. Die naam duikt op in de Wachtendonkse Psalmen, een Latijns psalterium uit de 10de eeuw met tussen de regels telkens de vertaling in het Oudnederlands.
- Een mus deed 23 000 dominosteentjes kantelen bij een recordpoging in 2005 in Leeuwarden. De mus werd (illegaal) afgeschoten en de dader kreeg een boete van 200€, door protest van het publiek.
- De huismus heeft zich mogelijk in de prehistorie verspreid door de uitbreiding van de landbouw van de mens te volgen. In Noord- en Zuid-Amerika, Australië en in Nieuw-Zeeland is de huismus op verschillende plaatsen uitgezet.
- In een havenstadje in Gambia kwam de mus mee met een Italiaanse boot.
- In China aten de mussen elk jaar opnieuw bijna de hele rijstoogst op. Dat werd zo erg dat Mao een landelijke verdelgingsactie tegen de mussen begon. Als mussen zouden sterven aan het opzwellen van rijst, dan had Mao nooit al die moeite hoeven doen, natuurlijk.
10 mussentips
- Klop iedere dag je tafelkleed buiten uit: broodkruimels of kaasrestjes voor de mussen!
- Kies voor een vogelvriendelijke tuin, waar het hele jaar door insecten en zaden te vinden zijn.
- Boeren kunnen hoekjes met graan laten staan.
- Massa’s bladluizen worden gevoerd aan hun jongen: veel lastpakken kwijt op natuurlijke wijze!
- Mussen foerageren op de grond of in laag struikgewas, zonder dekking zijn ze gemakkelijke prooi voor katten.
- Voeder een zaadmengsel, ’s winters leerden de mussen ook aan vetbollen te hangen!
- Onderdak: gebruik een ‘vogelvide’, mussennestkasten, of mussendakpannen. Meerdere bij elkaar, want mussen zijn koloniebroeders.
- Een waterschaal of vijvertje met aflopende oever en een zanderig plekje in de zon zorgen voor water- en stofbad. Haal er desnoods gewoon een stoeptegel uit!
- De buurt mobiliseren. Nodig buren, de straat, de gemeente uit om hetzelfde te doen. Mussen hebben een kleine actieradius, dus een netwerk van musvriendelijke plekken is essentieel.
- Een mussenhotel is een alternatief voor het gebrek aan nestplaatsen. Plaats ze zo hoog mogelijk, niet naar de west (regen)zijde gericht, liefst naar het zuidoosten.