Huismussen waren nog nooit zo schaars als vandaag. Hun aantal is de laatste decennia vrijwel gehalveerd. Niet alleen in Vlaanderen maar in heel Europa en zelfs Azië bemerkt men deze trend. Ook de groepsgrootte neemt geleidelijk af. De verklaring moeten we wellicht zoeken in het verdwijnen van open ruimte en natuur in het landschap, te ‘propere’ tuinen en renovaties waarbij geen ruimte meer is voor nesten.
Onze Jan-met-de-pet en Huisje-tuintje-boompjevogel: de huismus in de RLML-kijker!
De aard van het beestje…
De huismus komt zowel in steden als in een landelijke omgeving voor. Als cultuurvolgers vertoeven ze graag in de buurt van mensen en nestelen ze liever onder dakpannen, in nissen of holtes in muren dan in bomen en struiken. Mussenhotelelletjes kunnen ook helpen. Toch zijn struiken, bomen en andere groene elementen in het landschap essentieel voor huismussen, als schuilplaatsen, voedselbronnen en nestgelegenheden.
Huismussen zijn honkvast en een kolonie kan generaties op dezelfde geschikte locatie verblijven. Door hun prettig getsjilp blijven de kleine groepjes bij elkaar. Kolonies van minder dan 5 mussen (meestal 1 tsjilpend mannetje) zijn gedoemd om te verdwijnen.
De mannetjes herken je aan de grijze pet, kastanjebruine zijden en een zwarte bef. De egaler gekleurde vrouwtjes verkiezen een grotere bef; deze mannetjes hebben meestal de beste nestplaats. Een mussenhuwelijk is voor het leven, slechts wanneer één van beide partners sterft wordt er een andere partner gezocht.
Wat schaft de pot?
Hoofdzakelijk granen en zaden. De jongen worden in het nest uitsluitend met insecten (vliegen, muggen, larven, bladluizen…) gevoed. Deze bevatten een hoog gehalte eiwitten die jonge huismussen nodig hebben om op te groeien. Je vindt ze zowel bij uitgebloeide planten, paardenvijgen, als kippenvoer…
Opportunist of langetermijnverliezer?
Ze passen zich snel aan en halen het beste uit hun situatie. Ze kunnen goed samenleven met de mens, bouwen hun nesten het liefst onder daken en vertoeven graag rond voederplaatsen van kippen. Toch ondervindt de huismus een drastische achteruitgang. Tuinen op het platteland scoren wel beter dan stadstuinen.
Steden té clean
Daken en muren worden te goed geïsoleerd: geen nestopeningen meer. Inheemse (on)kruiden en bloemen worden uit de tuinen geweerd en het gras wordt gemillimeterd afgereden. Ruige of verwilderde hoekjes verdwijnen in de steden. Kale pleinen, opgekuiste gevels en ‘steriele’ parken komen in de plaats. De grote afstand tussen verschillende groene elementen zijn voor mussen onoverbrugbaar.
Boerderijmussen
De landbouwcultuur is de afgelopen jaren sterk veranderd. Vroeger was de huismus niet weg te denken van een boerderij of koeienstal. Hier was voldoende nestgelegenheid, dierlijk voedsel voor de jongen én graan, alles waar huismussen verzot op zijn. Nu worden graanakkers veelal vervangen door maïs, wordt er efficiënter geoogst (geen graanresten) en verdwijnen groene elementen.
9 mussenweetjes