Bomen kan je ongemoeid laten doorgroeien maar van de meeste bomen kan je ook knotbomen of tronken maken, als je ze op jonge leeftijd kort afzaagt in de winter.
Een knotboom is geen soort op zich, maar het resultaat van een snoeiwijze: het knotten. Je kan van heel wat boomsoorten een knotboom maken door de stam op een bepaalde hoogte af te zagen. Vaak gebeurt dit op 2 tot 4 meter hoogte. Op de ingekorte stam zal een krans van nieuwe takken groeien, ‘de pruik’. Deze takken worden om de 3 tot 12 jaar afgezaagd tot tegen de stam. We noemen dit ‘afzetten’. Door de vorming van wondweefsel op de snijvlakken ontstaat een bolvormige verdikking op de stam, de ‘knot’. Na elke knotbeurt groeien uit de knot nieuwe takken en zo kan je telkens opnieuw
hout oogsten van dezelfde boom.
NIEUW: de samenaankoopactie van Behaag je Tuin. Bestel voordelig wilgenpoten tussen 1 september en 31 oktober via www.behaagjetuin.be
Verschillende boomsoorten kunnen in knotvorm gezet worden. Iedere houtsoort heeft zijn eigen toepassingen. In onze streek zijn knotbomen van wilg, populier, zwarte els en zomereik het meest verspreid. Elders in Vlaanderen vind je ook knothaagbeuk, knotes en andere. Hier komen ook veel geknotte en “gekandelaberde” lindes voor op kruispunten, bij kapelletjes, bij cafés of andere ontmoetingsplaatsen zoals kerken en pleinen.
Wanneer bomen op zekere hoogte worden gekapt, hoger dan 0,5 m boven het maaiveld, ontstaan er knotbomen. Bij bomen die vlak boven de grond worden ’afgezet’ spreken we van hakhout of ‘kant’. Een typisch voorbeeld hiervan is de Meetjeslandse elzenkant.