Hagen vormen een natuurlijke afsluiting rond eigendommen, weiden en boomgaarden. Ze duiden perceelsgrenzen aan en houden ongewenste elementen buiten en eigen dieren binnen. Ze bieden schuil- en voedselgelegenheden voor vogels en tal van andere dieren. Wanneer een haag begint uit te groeien, wordt de ecologische waarde hoger doordat de planten meer bloesems en bessen kunnen aanmaken. Om de haag compact te houden is beheer noodzakelijk.
Een haag bestaat uit een dicht bijeen geplante rij van houtige soorten die in vorm gesnoeid kunnen worden. Afhankelijk van de grootte van het plantsoen, worden er 3 tot 5 planten per meter aangeplant. Soorten die gebruikt kunnen worden bij de aanplant van een haag zijn meidoorn, hulst, veldolm, hondsroos, sleedoorn, haagliguster, haagbeuk, beuk en zomerlinde. De soortenkeuze is regionaal gebonden.
Strakke hagen worden afhankelijk van het moment waarop ze bloeien beheerd. Lentebloeiers (hulst, veldolm, hondsroos, sleedoorn…) worden na de bloei gesnoeid. Zomerbloeiers (haagliguster, sporkehout) worden in de winter geschoren. Bladverliezende soorten zoals beuk worden een eerste keer voor 21 juni en een tweede keer in september gesnoeid. Haagbeuk wordt voor 21 juni gesnoeid. Meidoorn wordt enkel in de winter geschoren om de verspreiding van Bacterievuur te voorkomen. In het geval van een gemengde haag kies je best op basis van de dominante soorten. Verder is het goed te weten dat hagen voor veel vogelsoorten de nestlocatie bij uitstek zijn en je deze dus beter niet snoeit tijdens het broedseizoen (15 maart tot en met 15 juli). Ga je toch snoeien? Kijk dan op voorhand eens of er geen nestjes zijn. Laat de haag indien nodig nog even met rust. Het beheer bij iets wilder uitgroeiende hagen is beperkt tot het verwijderen van takken die overhangen en voor hinder zorgen voor de omgeving. Bij een erg weelderige groei van de wild uitgroeiende haag kan men de haag in de winter een fellere snoeibeurt geven.
Natuurlijk kan je ook steeds bij ons terecht bij vragen.