Een haag of houtkant is een mooie, natuurlijke afscheiding rondom of binnen je tuin. Met een filmpje leggen we je helder uit hoe je dat op de beste manier kan doen.
Een haag of houtkant is een mooie, natuurlijke afscheiding rondom of binnen je tuin. Met een filmpje leggen we je helder uit hoe je dat op de beste manier kan doen.
De meeste mensen werken liever in de tuin bij mooi weer en warme temperaturen. Dit is echter geen goede plantperiode: planten doe je best niet vroeger dan half november. In principe kan je planten tot midden maart, wanneer de sapstroom terug op gang komt. Plant bij voorkeur bij vochtig of regenachtig weer en vermijd het planten bij schrale wind. Zo voorkom je het uitdrogen van fijne wortels. Plant best ook niet wanneer de plantputten vol water staan.
Kan je niet direct planten, bewaar de planten dan door in te kuilen. Graaf een ondiepe kuil of plantsleuf en leg de wortels er in onder een hoek van 45 graden. Bedek alle blote wortels met de uitgegraven grond. Je kan de wortels ook tijdelijk bedekken met een vochtig deken of natte jutezak.
Autochtone planten zijn bomen en struiken die al zeer lang in onze gebieden vertoeven en dus goed zijn aangepast aan de bodem en de leefomstandigheden, waardoor ze grotere overlevingskansen hebben dan ingevoerde soorten. De groei- en bloeicyclus is afgestemd op de noden van onze lokale fauna en flora.
Zet je haag of houtkant niet dichter dan 0,5 meter van de perceelsrand, tenzij de wetgeving van je gemeente nog strenger is. Voor een haag plant je 4 tot maximum 5 planten per lopende meter en voor een houtkant: 1 tot 2 planten per meter. Een haag of houtkant met meerdere soorten kan je groepsgewijs aanplanten door meerdere planten van dezelfde soort bijeen te planten.
Het Veldwetboek regelt de officiële plantafstanden. Hagen plant je op minstens een halve meter van de perceelgrens. Indien je op de grens wil planten, is de toestemming van de aanpalende eigenaar vereist. Dergelijke overeenkomst zet je best op papier.
Maak een plantsleuf of greppel van 40 cm diep en 40 cm breed. Zorg ervoor dat de grond onderaan de sleuf goed losgemaakt is en verdeel de planten gelijkmatig langs de sleuf. Eventueel kan je een steundraad voorzien, maar dit is niet noodzakelijk. Indien je hier wel voor kiest, plaats dan de steunpalen midden in de plantsleuf en span de draden alvorens je plant. Spreid de hoofdwortels van de planten op de bodem van de sleuf. Vul de greppel voor ongeveer de helft. Schud de planten even op, zodat de aarde goed tussen de wortels valt en zet de planten op één rij. Vul de rest van de sleuf geleidelijk aan op met aarde en trek de planten voorzichtig omhoog zodat de wortelhals (=daar waar de stam overgaat in wortelstelsel) op gelijke hoogte komt met het maaiveld. Verdeel de overige grond over de aangeplante strook. Bescherm de haag tegen vraat als er dieren of wild bij kunnen. In het voorjaar kan je water geven om de beworteling op gang te brengen. Geef de jonge aanplant ook overvloedig water in droge periodes, minstens een keer per week.